DEZE SITE IS VERHUIST

zondag 27 oktober 2013

Komt het antwoord op de crisis uit Griekenland? Hoe gaan we van anti-bezuinigingsstrijd naar revolutie?

Een maat van mij wees me op een ontwikkeling in Griekenland die te zien was in Tegenlicht: een antwoord op de crisis. Tegenlicht noemt het een revolutie. Nou, het zal eens een keertje tijd worden, dat er een revolutie plaatsvindt, hè hè. Toch is een beetje scepsis op zijn plaats: immers, de Griekse regering zit nog op zijn plek, bezuinigingen in Griekenland gaan door, de lonen dalen, enzoverder. Als dit een revolutie is, dan heeft het vooralsnog de macht van de rijken en de staat in het geheel nog niet gebroken. Maar de beweging is ook gezegend door Naomi Klein. Is dit het begin van een beweging van werkenden, boeren en armen die de wereld gaat veranderen? Dus laten we eens wat beter kijken naar deze ontwikkeling, en wat het zegt over de strijd. Aan het eind vraag ik mij af: hoe kunnen we eigenlijk winnen? Hoe komen we van anti-bezuinigingsstrijd naar revolutie?

Bekijk hier de aflevering.

Aardappels! Voor een derde van de prijs waarvoor je ze in de winkel krijgt. 'De mensen hebben er wat aan', stelde me maat. Inderdaad, hier hebben gewone Grieken wat aan. Massale hoeveelheden aardappels die worden ingekocht, en worden doorverkocht. De beweging heet 'zonder tussenhandel', en Tegenlicht zegt: 'Het is een handelsmerk aan het worden'. Wat later zien we een wasmiddelfabrikant die trots zijn feloranje goedje mee laat draaien in het 'geen-tussenhandel' systeem. Anders hadden de mensen op straat gestaan, want dan kan hij zijn fabriek niet draaiende houden. Het gaat goed met de aardappels. In de eerste week werden 25 ton aardappels verkocht, de week erop 75 ton, de maand erop 225 ton, nu zitten ze in meerdere steden. Franchise, hatsekidee.

Ik spring er maar meteen even in om er mee af te rekenen eigenlijk, want pas bij het schrijven van deze zin dringt tot mij door, hoe tegenstrijdig dit is. Dit gebrek aan logica kriebelt mij echt. Een tussenhandel die 'zonder tussenhandel' heet. Of niet? Nee, dit is natuurlijk een 'ander' soort tussenhandel, want dit is een coöperatief, en heeft dan geen winstoogmerk. Het zijn gewoon gewone mensen die zonder politieke mening etc. iets voor elkaar gaan doen, en dan aardappelen gaan verdelen. Ze kopen op en verkopen, ze verbouwen niets zelf, het is dus een tussenhandel. Of nu de boeren en producenten lidmaat zijn, het is en blijft een tussenhandel. "We betalen voor niemands crisis" staat er op een spandoek.

Nu wilde ik verwijzen naar deel II van Het Kapitaal en Lenin enzoverder, maar dat is niet helemaal juist. Want Lenin zei: ‘kom toch eens met nieuwe argumenten, in plaats van de mijne de hele tijd te kopiëren, luie donder’. Als we puur kijken naar wat er hier gebeurd, dan moeten we stellen dat vrijwilligers nu de last dragen van de economische crisis. De winstgerichte tussenhandel is vanwege de ontwikkelingen op het moment niet overal economisch winstgevend genoeg, en deels vervangen door niet-winstgerichte tussenhandel, gedragen door vrijwilligers.

Maar het probleem van het Griekse kapitalisme was niet dat het te weinig hardwerkende werkers had. Het probleem was ook niet dat er geen vrijwilligers waren, of dat er een winst-gerichte tussenhandel was. Het probleem was dat de winstmarges in het Griekse kapitalisme structureel lager zijn dan in de rest van Europa, en Griekenland kampte met een structureel grotere import dan export. Dit werd opgelost door leningen vanuit het centrum van Europa naar Griekenland. Deze namen zulke vormen, dat toen de bel barstte, het Griekse kapitalisme in een onhoudbare situatie kwam.

Nu, wat doet deze tussenhandel die geen tussenhandel genoemd mag worden, met deze winstgevendheid? De winstgevendheid verdwijnt grotendeels in de tussenhandel. Minder winstgevende en internationaal competitieve fabrieken, zoals de genoemde zeepfabriek, kunnen zo blijven functioneren. In plaats van dat het Griekse kapitalisme wordt gedwongen te moderniseren en te investeren, worden zo oude problemen in stand gehouden. Zo raakt Griekenland als staat meer achterop in de internationale pikorde. In de tussentijd profiteren wel de werkers van lagere prijzen, dat dan weer wel.

Een andere vraag is wat de toekomst van deze tussenhandel zonder tussenhandel is. Ze komt heel democratisch over in het filmpje. De auteurs schuiven niet onder stoelen of banken, dat ze veel waardering hebben voor het systeem. Maar doet dan ook iedereen hetzelfde? Wie stelt de prioriteiten vast? Wie krijgt er een vergoeding voor onkosten? Wie controleert welke middelen? Wanneer worden ‘specialisten’ aangetrokken, tegen een vergoeding? Voor wiens rekening is de winst of verlies die de tussenhandel oplevert? Als je doordenkt op deze vragen, zie je dat er een nijging is naar het aannemen van de bekende samenwerkingsvormen, de kapitalistische vormen.

Het is dan ook niet zo dat dit een werkerscollectief is. Het zijn geen werkers die productiemiddelen hebben overgenomen. Het zijn individuen die op basis van nationale solidariteit, door de klassen heen, een collectief vormen. Geenszins ligt hier dan ook de basis voor een nieuwe maatschappij, slechts de basis om het oude voort te zetten. Hierbij komt nog een probleem: deze collectieve concurreren met bestaande tussenhandelaren. Griekse tussenhandelaren zullen het lastig hebben, maar beschikken nog wel over veel meer kapitaal dan de nieuwe collectieven. Daarnaast is de internationale tussenhandel, met het internationale kapitaal. Het Chinese kapitaal is in opkomst in Griekenland, met name via de haven van Pireaus, dat het Chinese kapitaal wil opkopen en vernieuwen. Hiertegen zullen de kleine collectieven niet kunnen opboksen in de lange termijn.

Met andere woorden, dit is even leuk, maar geen oplossing voor de structurele problemen van onze klasse (het kapitalisme) of van de Griekse staat en heersende klasse (hun concurrentiepositie).

Dan zouden we nog even ons iets moeten afvragen over de strijd in Griekenland. Ik dacht een aantal jaar terug dat Griekenland op revolutie afstevende. Laten we even Lenin er bij pakken:

Voor de marxist is het aan geen twijfel onderhevig dat een revolutie zonder revolutionaire situatie onmogelijk is en dat niet iedere revolutionaire situatie tot een revolutie leidt. Wat zijn, in het algemeen gesproken, de kenmerken van een revolutionaire situatie? Wij vergissen ons zeker niet, wanneer wij de volgende drie voornaamste kenmerken aangeven: 1. Voor de heersende klassen is het onmogelijk hun heerschappij ongewijzigd te handhaven; de een of andere crisis van de ‘bovenste lagen’, een crisis van de politiek van de heersende klasse, die een scheur doet ontstaan waardoor de ontevredenheid en de verbolgenheid van de onderdrukte klassen een uitweg zoekt. Voor het uitbreken van een revolutie is het in de regel niet voldoende dat de ‘onderste lagen niet’ op de oude manier ‘willen leven’, noodzakelijk is bovendien dat de ‘bovenste lagen’ op de oude manier ‘niet kunnen leven’. 2. De nood en ellende van de onderdrukte klassen nemen op buitengewone wijze toe. 3. Ten gevolge van de bovengenoemde oorzaken is er een aanzienlijk toenemende activiteit van de massa’s die zich in ‘vreedzame’ tijden rustig laten uitplunderen, maar in stormachtige tijden zowel door de gehele crisistoestand als door de ‘bovenste lagen’ zelf tot zelfstandig historisch optreden gedreven worden.

Nou, dat dacht ik dus te zien in Griekenland. Wensdenken heet dat. In hoeverre het internationale kapitaal zich zou bewegen om het Griekse kapitaal te stabiliseren had ik bovendien flink onderschat. Maar de strijd heeft zich op een hele andere manier geuit dan ik had verwacht. Ik keek naar de beelden van de confrontaties; ik zag de voorbeelden van werkers die productiemiddelen overnamen, etc. Maar dat was niet de voornaamste strijd. De voornaamste strijd werd bepaald door bezuinigingen. De staat zei: we geven de werkers niet langer wat we ze eerder gegeven hebben. De werkers zeiden: nee, we willen gewoon houden wat we hebben, eigenlijk willen we meer.

Wat volgde was een jarenlange heroïsche strijd, met vele stakingen, sommige van echt groot formaat. Geen van die grote stakingen echter had als doelstelling om de macht van het kapitaal te breken. De strijd ging over de aard van de staat, en wie die controleert. Vakbonden en aanhang wilden een staat die hun beschermt. De staat, het ene moment met, het andere moment zonder, de sociaal-democratie, was nu juist het middel waarmee de werkers bestreden werden.

Als we kijken naar het citaat van Lenin kunnen we vaststellen dat inderdaad de ‘bovenste lagen’ verandering nodig hadden om succesvol te overleven: de macht van de werkers moesten zij breken, en de economie neoliberaliseren, om de winstmarges en export op te krikken. Dit is hun voor een deel gelukt. Wat niet gebeurde was dat de ‘onderste lagen’ tot een zelfstandig historisch optreden werden gedwongen. Want hun strijdmiddelen (vakbond en reformistische partijen) en strijddoelen (een ander kapitalisme) waren binnen de reeds bestaande historische kaders. Technisch gezien was dit dus een conservatieve strijd.

De werkers waren niet bij machte, zoals in alle andere Europese landen, om de heersende klasse te stoppen. De vraag is natuurlijk of dit überhaupt mogelijk was. Hoe dan ook produceerde de strijd niet het onafhankelijke historische optreden. Alhoewel er enige overwinningen werden geboekt (bezuinigingen en hervormingen die niet doorgingen), werd langzaam aan terrein verloren, want de heersende klasse blééf maar terugkomen, en was de enige die uiteindelijk zou kunnen beslissen of het de werkers zou geven wat ze wilden. Cruciaal is dat werkers niet zichzelf voorzien van sociale voorzieningen, maar dat ze hiervoor afhankelijk zijn van de heersende klasse.

De meest serieuze uitdaging die in de strijd werd gevormd voor het project van de heersende was een nieuwe reformistische partij, Syriza. Een partij die inmiddels weer naar rechts aan het schuiven is. Maar dat is het punt niet. Wat als Syriza met Pasok samen in een regering was gekomen? Dan mocht dit strijdorgaan samen met de decadente, gecorrumpeerde sociaal-democratie gaan beslissen waar de belangen lagen: het gezond krijgen van het Griekse kapitalisme, of de Griekse werkers fysiek gezond houden. En het gezond houden van het Griekse kapitalisme is nodig om inkomsten te verkrijgen voor de staat, om hier voorzieningen voor de werkers mee te betalen. Het is niet lastig in te zien, waar deze ontwikkeling heen gaat. Het systeem van parlementaire democratie, sociale voorzieningen en strijd om voorzieningen creëert zo óók een dynamiek, die het kapitalisme zelf juist stabiliseert.

En dan zijn er dus de andere uitkomsten van de strijd: individuen en collectieven van individuen die los van de werkplek, los van de staat, de gevolgen van de crisis proberen tegen te gaan. Niet meer betalen aan de tolpoort. Belastingontduiking. En het organiseren van eigen voedseltussenhandel. Het lijkt me belangrijk om te zien dat deze uitkomsten het resultaat zijn van het falen van de twee andere paden: het pad via de staat, en het pad van zelfstandige werkersorganisatie op de werkplekken. In die zin is de tussenhandel zonder tussenhandel niet het teken van een revolutie, maar van een revolutie die er nooit gekomen is.

Hier wil ik nog een inzicht aan toevoegen, een inzicht dat ik hier in bijzonder ruwe vorm ga weergeven. In Egypte was de werkende klasse ook gebonden aan de staat via voorzieningen. De politieke strijd van de werkende klasse in de jaren ’70 en ’80 was een Nasseristische strijd: werkers wilden terug naar de tijd van Nasser, waarin er voorzieningen werden gecreëerd. Vanaf 1973 was de staat echter reeds aan het neoliberaliseren geslagen. De strijd bleef zo gevangen in de strijd om wat voor soort staat er zou moeten zijn: een Nasseristische en anti-imperialistische, of een neoliberale en pro-VS staat. Corrupte ‘strijd’organisaties, zoals de officiële vakbond, bleven hun rol spelen.

Pas op het moment dat de voorzieningen tot een erbarmelijk niveau waren afgebroken, de strijd om de staat grondig verloren was, en de herinnering van het gezegende Nasserisme aan slijtage onderhevig was, ontstond er ruimte voor een nieuwe strijd. Tijdens de Tweede Intifada van begin dit millenium kwam die strijd op. Vanaf de werkplekken bouwden werkers hun eigen organisaties op. Het is de onafhankelijke werkersbeweging, en de dreiging daarvan, die uiteindelijk Moebarak wegkreeg, en die dreigend genoeg was om het leger te bewegen Morsi te vervangen in een coup.

De vraag die dit alles opwerpt is deze: is er wel een pad dat wij kunnen volgen, vanuit de anti-bezuinigingsstrijd (voor Nederland een wellicht wat overdreven term, helaas…) naar de revolutie? Of gaan we de pottebak in, en heeft de heersende klasse ons gewoon klem? Waar zouden we als activisten ons moeten inzetten, welke strijd moeten we proberen te versterken? Ik ben nooit bang om alles wat we doen in twijfel te trekken. Vooral op het moment dat je weinig overwinningen boekt.

Na 21 september was ik bij een aantal anarchisten een biertje aan het drinken. Een aantal opperde dat er meer gereld zou moeten worden, ook op 30 november. Een aantal socialisten zal vooral denken dat er meer manifestaties nodig zijn, of dat er gewoon SP gestemd moet worden en er een linkse regering moet komen. Ik vind dit een goed moment om al die oude ideeën aan twijfel te onderwerpen. Zonder overigens ondertussen het strijdtoneel volledig aan de heersende klasse te laten, we moeten sowieso ons blijven laten gelden! Wat is in hemelsnaam het pad vooruit?

Ik heb mijn ideeën: we zullen blijven falen zolang we de heersende klasse blijven confronteren als individuen / stemmers in al dan niet radicale acties, we zullen pas winnen zodra we op de werkplek ons gaan organiseren en daar gaan strijden. Realistisch gezien ben ik echter niet in staat te weten wat juist is. Dat leer je namelijk in de strijd, en het probleem is nu juist dat er nagenoeg geen strijd is. Ergo, ik weet het ook niet. Dus haal dit stuk onderuit en ga de discussie aan, hier of elders, want we moeten leren en ons ontwikkelen!